tabuleerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: tabuleerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ta·bu·leer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
tabuleren |
tabuleerde
- enkelvoud verleden tijd van tabuleren
- Ik tabuleerde.
- Jij tabuleerde.
- Hij, zij, het tabuleerde.
- Ik tabuleerde.