taaitaai

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

taaitaai koekjes
Uitspraak
Woordafbreking
  • taai·taai
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘koek’ voor het eerst aangetroffen in 1787 [1]
  • geredupliceerde vorm van taai [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord taaitaai
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

taaitaai m/o [3]

  1. (voeding) taaie en bruine soort koek, vooral genuttigd tijdens het Sinterklaasfeest
    • Gras en hoe dat altijd groener is. Daaraan denk ik wanneer ik aanbel bij Alice Reys. Met een stralende glimlach opent ze de deur en nodigt me uit aan de keukentafel. Er zijn thee, koffie en taaitaai, Nederlandse kruidenkoekjes die een stimulerende werking op onze hersenen hebben.[4] 
    • De pepernoot is gemaakt van roggemeel. Je kunt hem herkennen aan zijn onregelmatige dobbelsteenvorm. Ook is de pepernoot zacht en lijkt het snoepgoed een beetje op taaitaai. Verder heeft hij een honingsmaak en wordt hij gekruid met anijs.[5] 
    • Én wat zijn jullie allemaal lief', riep Sinterklaas zaterdag in Dokkum boven het onophoudelijke getetter van de lokale blaaskapel uit. De sfeer op de kade oogde inderdaad geweldig. Pietenmutsen, pepernoten en verslaggever Jeroen Kramer, die op Aartstaartjesiaanse wijze verslag deed van iedere goedheiligmeter. Elders in het land was de Sintsfeer echter al behoorlijk naar de taaitaai. Een bus vol anti-Zwarte Piet-betogers (mét vergunning) werd op de snelweg vastgezet door een clubje stilstaande Friese doorlopers, waarna de bus op last van de politie plots rechtsomkeert moest maken (swichten vir intimidasje, heet dat daar) en in de talloze huiskamers was de stemming al dagen prima te snijden, want de cadeaus waren overboord gewaaid, de inkt van het grote boek was uitgelopen en er was nog iets met een Piet die elk moment de pakjesschuit rechtsomkeert kon laten maken.[6] 
    • Laat ik het daarom nog n keer uitleggen: kruidnoten zijn kleine, brosse, halfronde minispeculaasjes. Pepernoten zijn grillige, taaie deegbrokken met de anijzige smaak van taaitaai. Punt uit.[7] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
29 % van de Vlamingen.[8]

Meer informatie

Verwijzingen