studentikoos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stu·den·ti·koos
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘zoals past bij studenten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1650 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen studentikoos studentikozer studentikoost
verbogen studentikoze studentikozere studentikooste
partitief studentikoos studentikozers -

Bijvoeglijk naamwoord

studentikoos

  1. zoals een student zich zou gedragen, studentachtig

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen