stroomde af
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: stroomde af (hulp, bestand)
Woordafbreking
- stroom·de af
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afstromen |
stroomde af
- enkelvoud verleden tijd van afstromen
- Ik stroomde af.
- Jij stroomde af.
- Hij, zij, het stroomde af.
- Ik stroomde af.