storneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stor·neer

Werkwoord

vervoeging van
storneren

storneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van storneren
    • Ik storneer. 
  2. gebiedende wijs van storneren
    • Storneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van storneren
    • Storneer je?