stopzet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • stop·zet

Werkwoord

vervoeging van
stopzetten

stopzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stopzetten
    • ... dat ik stopzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stopzetten
    • ... dat jij stopzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stopzetten
    • ... dat hij stopzet.