stonfutu

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ston·fu·tu
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Surinaams - Nederlands
enkelvoud meervoud
naamwoord stonfutu stonfutu's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

stonfutu

  1. steunpilaar
     Mijn neef en mijn tante leerden mij over mijn Surinaamse roots. Zij gaven mij een referentiekader. Bij wijze van spreken vormen zij mijn steunpilaren, stonfutu – spreek uit stongfoetoe – geen garantie dat ik nooit meer een flater sla of de plank missla, maar ze helpen wel en geven mij een stevig gevoel dat ik tot op de dag van vandaag voel groeien.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 4 oktober 2021 Weblink bron
    ETCHICA VOORN
    “Steunpilaren – Stonfutu” (23 AUGUSTUS 2018), dubbelbloed.eu