speelde piano

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • speel·de pi·a·no
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
pianospelen

speelde piano

  1. enkelvoud verleden tijd van pianospelen
    • Ik speelde piano. 
    • Jij speelde piano. 
    • Hij, zij, het speelde piano. 


Gangbaarheid