spartelde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- spar·tel·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
spartelen |
spartelde
- enkelvoud verleden tijd van spartelen
- Ik spartelde.
- Jij spartelde.
- Hij, zij, het spartelde.
- Ik spartelde.
vervoeging van |
---|
spartelen |
spartelde