soutpiel
Afrikaans
Uitspraak
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soutpiel | soutpiele |
Woordherkomst en -opbouw
- Samenstelling van sout en piel: het ene been in het ene land, het andere in het andere en het geslachtsdeel in het zilte nat van de oceaan ertussen.
Zelfstandig naamwoord
soutpiel
- (scheldwoord) scheldwoord voor een Brit die slechts zekere tijd in Zuid-Afrika blijft
- «Baie Afrikaners het soutpiele geword en soek hulle tuiste oorsee.»
- Veel Afrikaners zijn "zoutpielen" geworden en zoeken hun tehuis overzee.
- «Baie Afrikaners het soutpiele geword en soek hulle tuiste oorsee.»