souteneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sou·te·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
souteneren

souteneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van souteneren
    • Ik souteneerde. 
    • Jij souteneerde. 
    • Hij, zij, het souteneerde.