solideren

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • so·li·de·ren
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

solideren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
solideren
solideerde
gesolideerd
zwak -d volledig
  1. aannemen van een vaste vorm
    • Barney's werk is daarom mannenwerk: het probeert mannelijkheid vorm te geven met behulp van hybride lichamen die zich zichzelf eerder verliezen dan begrenzen of solideren. [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen