smiespel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • smies·pel

Werkwoord

vervoeging van
smiespelen

smiespel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smiespelen
    • Ik smiespel. 
  2. gebiedende wijs van smiespelen
    • Smiespel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van smiespelen
    • Smiespel je?