simuleerden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: simuleerden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- si·mu·leer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
simuleren |
simuleerden
- meervoud verleden tijd van simuleren
- Wij simuleerden.
- Jullie simuleerden.
- Zij simuleerden.
- Wij simuleerden.