sheltersuit

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • shel·ter·suit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sheltersuit sheltersuits
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sheltersuitm

  1. water- en winddichte winterjas waaraan men een slaapzak kan vastmaken zodat men in de winternacht buiten kan verblijven zonder te bevriezen
     Anas werkt nu een paar maanden in een werkplaats in Enschede. Samen met zo'n twintig andere vluchtelingen maakt hij er kleren voor daklozen, sheltersuits. "Dat doen ze ontzettend goed", legt Bas Timmer, oprichter van Sheltersuit uit. "Maar het is ook leuk als ze eens wat anders kunnen maken, dus het laatste uurtje van hun werkdag mogen ze vrij besteden."[2]
     "Het is een dikke winterjas, met aan de onderkant een rits en daar maak je een stuk slaapzak aan vast. Dat is het eigenlijk." NOS-verslaggever Mattijs van de Wiel heeft een zogenoemde sheltersuit in zijn handen. Vandaag worden 400 van deze pakken uitgedeeld aan daklozen op het Rembrandtplein in Amsterdam.[3]


Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. sheltersuit op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 juli 2023 Weblink bron
    Carmen Dorlo
    “Goed nieuws: tevreden tieners in Nederland en pauselijke zegen voor Tijn” (Zaterdag 22 april 2017, 08:30), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 10 juli 2023 Weblink bron “'Sheltersuit' moet dakloze warmhouden in de winter” (Woensdag 20 januari 2016, 10:16), NOS