schroten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schro·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schroten
schrootte
geschroot
zwak -t volledig

Werkwoord

schroten

  1. overgankelijk grof malen (van graan)

Zelfstandig naamwoord

de schrotenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schroot

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen