schrompel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schrom·pel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schrompelen |
schrompel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schrompelen
- Ik schrompel.
- gebiedende wijs van schrompelen
- Schrompel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schrompelen
- Schrompel je?