scheepsbouwindustrie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheeps·bouw·in·dus·trie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheepsbouwindustrie scheepsbouwindustrieën
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de scheepsbouwindustriev

  1. de nijverheid die betrekking heeft op de scheepsbouw
     Je zou denken dat ze zich ongerust maakten over Napoleon en de oorlog met Frankrijk, al was het alleen maar vanwege de mogelijke gevolgen voor de kleine scheepsbouwindustrie in Lyme.[2]
     Door aanhoudend lage olieprijzen gaat het al langer niet goed in de offshore- en scheepsbouwindustrie. Gisteren bleek weer dat Shell door de lage olieprijs minder geld uitgeeft aan nieuwe projecten. Er worden minder platforms besteld en er wordt weinig gezocht naar nieuwe olievelden. Scheepsbouwer IHC kondigde onlangs ook een ontslagronde aan. Daar gaan 425 van de 2300 banen verloren.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tracy Chevalier
    “Opmerkelijke Schepsels” (2009), Orlando, ISBN 978949208651-8
  3. Bronlink geraadpleegd op 11 januari 2022 Weblink bron “Honderden banen weg bij offshorebedrijf Heerema” (02-11-2016), NOS