satureer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sa·tu·reer

Werkwoord

vervoeging van
satureren

satureer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van satureren
    • Ik satureer. 
  2. gebiedende wijs van satureren
    • Satureer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van satureren
    • Satureer je?