samenzwoer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: samenzwoer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sa·men·zwoer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenzweren |
samenzwoer
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van samenzweren
- ... dat ik samenzwoer.
- ... dat jij samenzwoer.
- ... dat hij, zij, het samenzwoer.
- ... dat ik samenzwoer.