samenvallende
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sa·men·val·len·de
Werkwoord
vervoeging van: | samenvallen |
samenvallende
- verbogen vorm van samenvallend, het onvoltooid deelwoord van samenvallen
Bijvoeglijk naamwoord
samenvallende
- verbogen vorm van de stellende trap van samenvallend