samenspande
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: samenspande (hulp, bestand)
Woordafbreking
- sa·men·span·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
samenspannen |
samenspande
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van samenspannen
- ... dat ik samenspande.
- ... dat jij samenspande.
- ... dat hij, zij, het samenspande.
- ... dat ik samenspande.