risikerer

Uit WikiWoordenboek

Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·si·ke·rer
Naar frequentie 3849

Werkwoord

risikerer

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van risikere


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·si·ke·rer
Naar frequentie 3139

Werkwoord

risikerer

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van risikere


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • ri·si·ke·rer

Werkwoord

risikerer

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van risikere

Werkwoord

risikerer

  1. zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van risikere