redigeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·di·geer

Werkwoord

vervoeging van
redigeren

redigeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van redigeren
    • Ik redigeer. 
  2. gebiedende wijs van redigeren
    • Redigeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van redigeren
    • Redigeer je?