recupereer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: recupereer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- re·cu·pe·reer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
recupereren |
recupereer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recupereren
- Ik recupereer.
- gebiedende wijs van recupereren
- Recupereer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van recupereren
- Recupereer je?