rationaliseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ra·ti·o·na·li·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
rationaliseren

rationaliseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van rationaliseren
    • Ik rationaliseerde. 
    • Jij rationaliseerde. 
    • Hij, zij, het rationaliseerde.