ratificeer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ratificeer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ra·ti·fi·ceer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ratificeren |
ratificeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratificeren
- Ik ratificeer.
- gebiedende wijs van ratificeren
- Ratificeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ratificeren
- Ratificeer je?