railleerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: railleerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- rail·leer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
railleren |
railleerde
- enkelvoud verleden tijd van railleren
- Ik railleerde.
- Jij railleerde.
- Hij, zij, het railleerde.
- Ik railleerde.