raffia
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- raf·fia
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Malagasy, in de betekenis van ‘bindsel van vezels’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1902 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | raffia | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- lange, uit gedroogde bladeren gesneden vezels van een Afrikaanse palmsoort
- ▸ Natuurlijk had ik Clio onderschat. In plaats van de deur open te doen in verhuis-T-shirt en joggingbroek verscheen zij, alsof ze wist dat dit haar eerste opkomst zou zijn in mijn boek, als een vrouw die weet hoe zij haar entree moet maken, in een spectaculair kort zwart jurkje van Elsa Schiaparelli, dat was afgezet met een bloemmotief van witte glaskraaltjes en een wufte kraag van witte raffia, met daarbij zwarte open schoenen met een hoge hak van Fendi en lange, hangende, zilveren oorbellen van Gucci.[4]
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord raffia staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "raffia" herkend door:
67 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[5] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "raffia" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ raffia op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 25
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be