queruleer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- que·ru·leer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
queruleren |
queruleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van queruleren
- Ik queruleer.
- gebiedende wijs van queruleren
- Queruleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van queruleren
- Queruleer je?