prosodie
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pro·so·die
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘leer van de versbouw’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1633 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | prosodie | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de prosodie v
- leer van het gebruik van de woorden en lettergrepen in de versbouw of zinsbouw
- (in de fonologie:) het ritme, de klemtoon en de intonatie van de stem bij het uitspreken van een zin of zinsdeel (in tegenstelling tot kleinere elementen als woorden en morfemen)
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord prosodie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "prosodie" herkend door:
22 % | van de Nederlanders; |
29 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "prosodie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ prosodie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be