prognoser

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / pɾug'nuːsəɾ /

Woordafbreking

• pro·gno·ser

Woordherkomst en -opbouw

• Noorse zelfstandig-naamwoordsvorm met het voorvoegsel pro-

Naar frequentie	186658

Zelfstandig naamwoord

prognoser

1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van prognose

   «Det framholdes her at det I krigens siste år ikke manglet på pessimistiske prognoser om utviklingen på tankmarkedet.»

   Hier wordt vermeld dat er tijdens het laatste oorlogsjaar geen gebrek was aan pessimistische voorspellingen over de ontwikkelingen op de tankermarkt.