pretendeerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·ten·deer·de

Werkwoord

vervoeging van
pretenderen

pretendeerde

  1. enkelvoud verleden tijd van pretenderen
    • Ik pretendeerde. 
    • Jij pretendeerde. 
    • Hij, zij, het pretendeerde.