pretendeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pre·ten·deer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pretenderen |
pretendeerde
- enkelvoud verleden tijd van pretenderen
- Ik pretendeerde.
- Jij pretendeerde.
- Hij, zij, het pretendeerde.
- Ik pretendeerde.
vervoeging van |
---|
pretenderen |
pretendeerde