presteren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pres·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘tot stand brengen’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
  • afgeleid van het Franse prester (met het achtervoegsel -eren) of van het Latijnse praestare (leveren, presteren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
presteren
presteerde
gepresteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

presteren

  1. overgankelijk iets ~: een overtuigende sociale bijdrage leveren
    • Hij presteerde veel in zijn beroep. 
    • Kerber (28) heeft na haar indrukwekkende triomf bij het Australian Open eind vorige maand in Melbourne niet veel meer gepresteerd. De nummer twee van de wereldranglijst verloor een partij in de Fed Cup tegen het zegevierende Zwitserland en meldde zich daarna wegens een dijbeenblessure af voor het toernooi in Dubai. [3] 
  2. inergatief het ~ om iets doen dat opzien baart in de slechte zin van het woord
    • Hij presteerde het om opnieuw te laat te komen. 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: goed presteren
  • [1]: minder goed presteren
  • [1]: onder zijn niveau presteren
  • [1]: slecht presteren
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen