preludeerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pre·lu·deer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
preluderen |
preludeerden
- meervoud verleden tijd van preluderen
- Wij preludeerden.
- Jullie preludeerden.
- Zij preludeerden.
- Wij preludeerden.
vervoeging van |
---|
preluderen |
preludeerden