prefabriceerden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·fa·bri·ceer·den

Werkwoord

vervoeging van
prefabriceren

prefabriceerden

  1. meervoud verleden tijd van prefabriceren
    • Wij prefabriceerden. 
    • Jullie prefabriceerden. 
    • Zij prefabriceerden.