prefabriceerden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pre·fa·bri·ceer·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
prefabriceren |
prefabriceerden
- meervoud verleden tijd van prefabriceren
- Wij prefabriceerden.
- Jullie prefabriceerden.
- Zij prefabriceerden.
- Wij prefabriceerden.