Naar inhoud springen

precipiteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pre·ci·pi·teer

Werkwoord

vervoeging van
precipiteren

precipiteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van precipiteren
    • Ik precipiteer. 
  2. gebiedende wijs van precipiteren
    • Precipiteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van precipiteren
    • Precipiteer je? 

Gangbaarheid