polyptiek

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • po·lyp·tiek
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘veelluik’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1859 [1]
  • afgeleid van het Griekse ptychē (vouw) met het voorvoegsel poly- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord polyptiek polyptieken
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

polyptiek v / o [3]

  1. een schilderij op paneel, dat uit meer dan drie delen bestaat
Verwante begrippen

Gangbaarheid

29 % van de Nederlanders;
49 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen