plaatsvonden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • plaats·von·den

Werkwoord

vervoeging van
plaatsvinden

plaatsvonden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van plaatsvinden
    • ...dat wij plaatsvonden. 
    • ...dat jullie plaatsvonden. 
    • ...dat zij plaatsvonden.