pintelier
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pin·te·lier
Werkwoord
vervoeging van |
---|
pintelieren |
pintelier
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pintelieren
- Ik pintelier.
- gebiedende wijs van pintelieren
- Pintelier!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pintelieren
- Pintelier je?