pestuitbraak
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- pest·uit·braak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van pest zn en uitbraak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pestuitbraak | pestuitbraken |
verkleinwoord | pestuitbraakje | pestuitbraakjes |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) plotseling optreden van pest in een populatie
- ▸ Bij de eerste grote pestuitbraak, rond het jaar 540 na Christus, kwamen naar schatting wereldwijd zo'n 25 miljoen mensen om. Tijdens de Middeleeuwen brak in Europa de pest opnieuw uit; toen bezweken zo'n 100 miljoen mensen aan de ziekte.[1]
- ▸ De pestepidemie in Madagaskar heeft sinds augustus aan bijna honderd mensen het leven gekost, zegt de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Ruim 1100 gevallen van besmetting zijn vastgesteld. Elk jaar is er een pestuitbraak op het eiland, maar dit jaar is die vroeger en heviger dan anders. De oorzaak daarvan, is niet duidelijk.[2]
Gangbaarheid
- Het woord pestuitbraak staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron “"Pestuitbraken door zelfde bacterie"” (28-01-2014), NOS
- ↑ Weblink bron “Bijna honderd doden door de pest op Madagaskar” (20-10-2017), NOS