permitteerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- per·mit·teer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
permitteren |
permitteerde
- enkelvoud verleden tijd van permitteren
- Ik permitteerde.
- Jij permitteerde.
- Hij, zij, het permitteerde.
- Ik permitteerde.
vervoeging van |
---|
permitteren |
permitteerde