percuteer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • per·cu·teer

Werkwoord

vervoeging van
percuteren

percuteer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van percuteren
    • Ik percuteer. 
  2. gebiedende wijs van percuteren
    • Percuteer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van percuteren
    • Percuteer je?