percipieerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- per·ci·pi·eer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
percipiëren |
percipieerde
- enkelvoud verleden tijd van percipiëren
- Ik percipieerde.
- Jij percipieerde.
- Hij, zij, het percipieerde.
- Ik percipieerde.
vervoeging van |
---|
percipiëren |
percipieerde