percipieer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: percipieer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- per·ci·pi·eer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
percipiëren |
percipieer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van percipiëren
- Ik percipieer.
- gebiedende wijs van percipiëren
- Percipieer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van percipiëren
- Percipieer je?