pasteuriseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·teu·ri·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
pasteuriseren

pasteuriseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van pasteuriseren
    • Ik pasteuriseerde. 
    • Jij pasteuriseerde. 
    • Hij, zij, het pasteuriseerde.