parfumeerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: parfumeerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- par·fu·meer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
parfumeren |
parfumeerde
- enkelvoud verleden tijd van parfumeren
- Ik parfumeerde.
- Jij parfumeerde.
- Hij, zij, het parfumeerde.
- Ik parfumeerde.