pardonneerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • par·don·neer·de

Werkwoord

vervoeging van
pardonneren

pardonneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van pardonneren
    • Ik pardonneerde. 
    • Jij pardonneerde. 
    • Hij, zij, het pardonneerde.