paralyseer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: paralyseer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- pa·ra·ly·seer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
paralyseren |
paralyseer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paralyseren
- Ik paralyseer.
- gebiedende wijs van paralyseren
- Paralyseer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paralyseren
- Paralyseer je?