parafeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ra·feer

Werkwoord

vervoeging van
paraferen

parafeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paraferen
    • Ik parafeer. 
  2. gebiedende wijs van paraferen
    • Parafeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van paraferen
    • Parafeer je?